Dialoog

Baas: Je zou dit moeten doen omdat je van me houdt.
Husky (oprecht): Liefde is een gevoel, geen reden om iets te doen.
Baas (een beetje hoogdravend): Het is belangrijk dat je dit doet.
Husky (met grote wijsheid): Mensen hechten belang aan de verkeerde dingen.
Baas (wordt boos): Als je dit niet doet dan zal ik je straffen.
Husky (waardig): Dan heb ik geen andere keus dan me daar bij neer te leggen.
Maar ik kan er wél voor kiezen om je niet te vertrouwen of niet leuk te vinden.
Baas (rustiger, probeert een andere aanpak): Ik kan het leuk voor je maken.
Husky (geïnteresseerd): Hoe leuk?
Baas: Zo leuk dat je zult smeken om meer!
Husky: In dat geval zal ik het proberen. Maar onthoud, ik verveel me snel. Zorg er dus maar voor dat het leuk wordt.

Stel dat de baas geprobeerd zou hebben om zijn Husky aan het rennen te krijgen. De dialoog had er dan heel anders uitgezien.

Baas: Ik wil dat je rent als de wind.
Husky: Ik ben al weg!


Kwaliteiten

Er zijn drie basiskwaliteiten die er voor zorgen dat een hond gemakkelijk te trainen is:

1. Intelligentie
(wat ik definieer als het bewustzijn en de nieuwsgierigheid van en naar zijn wereld)
2. Bereidheid
(het verlangen van de hond om sociaal met anderen om te gaan)
3. Vertrouwen
(fysiek, emotioneel en intellectueel).

Er zijn drie andere kwaliteiten die invloed op het trainen hebben:

1. Gevoel voor humor
(wat de hond geweldig grappig vind is niet altijd dat wat de mens aan de andere kant van de riem aan het lachen krijgt)
2. De vervelingsdrempel
(vaak veel lager dan mensen denken)
3. Gedragskenmerken waar selectief op gefokt is
(die niet altijd overeenstemmen met de gedragskenmerken van mensen en onze trainingsdoelen zoals een Bloedhond in de gehoorzaamheidsring)


© Copyright 1996 Suzanne Clothier, Flying Dog Press
De twee auteurs vullen veertien hoofdstukken van hun boek over het samenwerken met en trainen van moeilijke honden en onafhankelijke rassen, die echter niet expliciet bij hun naam worden genoemd. Waarom is mijn hond geen Lassie en zo moeilijk te trainen, is de eerste vraag die aan bod komt. Niet omdat de hond niet intelligent zou zijn, zeggen Fisher en Delzio. Intelligentie staat niet gelijk aan trainbaarheid. Een moeilijk trainbare hond kan heel intelligent zijn.

Motivatie

Het probleem met onafhankelijke honden zit hem vooral in de motivatie. Het is de kunst om een 'moeilijke' hond gemotiveerd te houden, de training moet hem iets opleveren. 'So Your Dog's Not Lassie' bevat dan ook een aantal hoofdstukken over beloningen ('Mr. Mind of his own demands a good one'), compleet met recepten voor lekkere hapjes. Dwang en correctie werken niet bij een onafhankelijk ras, wordt benadrukt. Je moet de belonen, plezier maken, die non-Lassie het gevoel geven dat HIJ geweldig is.

Het mijns inziens belangrijkste onderdeel van het boek gaat over de factoren die er voor kunnen zorgen dat een hond moeilijk trainbaar is, en hoe je deze factoren en daarmee een moeilijke hond kunt herkennen:

1. Onafhankelijkheid, te herkennen aan onverschillig zijn ten opzichte van mensen en dieren, er niet van houden aangehaald te worden, een hekel hebben aan vachtverzorging, het niet erg vinden om alleen te zijn, weglopen na een correctie.

2. Dominantie, te herkennen aan: het bewaken van voer, territorium en speeltjes, grommen of happen als hij zijn zin niet krijgt, bereid zijn tot vechten, niet onder de indruk zijn van nieuwe of enge situaties.

3. Intelligentie, te herkennen aan erg vindingrijk zijn, zijn reactie afstemmen op onze stemming, snel de betekenis van woorden begrijpen, dingen observeren die wij doen en hij interessant vindt.

4. Vasthoudendheid, te herkennen aan niet gemakkelijk af te leiden door baas, negeren van fysieke correctie, tonen van obsessief gedrag, doen wat hij van plan is, ook al duurt het drie weken.

5. Energieniveau. Een laag energieniveau (moeilijk te motiveren): hond is 'easygoing', leeft traag, laat actie aan baas over. Een hoog energieniveau: zelden slapen, te snel opgewonden raken, altijd klaar zijn voor actie of zelf initiatief nemen voor actie.

6. Prooidrift, te herkennen aan veel ruiken en snuffelen, opgewonden raken van bewegende objecten, objecten (dood)schudden, het achtervolgen van katten en vogels, bijten in bewegende voeten.

7. Ongevoelig zijn voor aanraking, te herkennen aan niet direct reageren op riemcorrecties, het niet erg vinden als zijn nagels worden geknipt, zelf niet de aandacht opzoeken.

Hoe onafhankelijk, vasthoudend of ongevoelig je hond ook mag zijn, trainen is volgens de auteurs van dit boek heel belangrijk. Ten eerste omdat je je met je hond in de maatschappij wilt begeven, en bovendien moet een hond iets te doen (een taak) hebben. Vaak wordt er veel te weinig met honden gedaan. 'Many of our dogs lie in the corners of our lives', zoals Fisher en Delzio dat zo mooi zeggen.

Concentreren

En hoe moet je dan trainen? Het boek gaat daarbij onder meer in op een roedelleider zijn (dominante handelingen), het gebruik van lichaamstaal en oogcontact, aandachtsoefeningen en zoals gezegd op belonen. Cursisten zeggen doorgaans wel iets tegen hun hond als hij iets verkeerd doet, maar niet als hij iets goed doet, is de ervaring van de auteurs. Maar je moet je niet concentreren op wat de hond niet moet doen. Concentreer je juist op datgene waarvan je wilt dat hij het wél doet.

Vervolgens komt het aanleren van oefeningen aan bod. Van zitten tot volgen en apporteren tot springen, het hele Amerikaanse gehoorzaamheidsprogramma passeert de revue en daardoor verandert  'So Your Dog's Not Lassie' meer en meer in een 'gewoon' trainingsboek. De uitgave hinkt een beetje op twee gedachten: het is bedoeld voor eigenaren van moeilijke en onafhankelijke honden, maar eigenlijk te gebruiken voor eigenaren van alle honden. Op zich komt dat niet zo slecht uit. Want wie heeft er nou eigenlijk wél een Lassie?

Titel: So Your Dog's Not Lassie. Tips for Training Difficult Dogs and Independent Breeds
Auteurs: Betty Fisher en Suzanne Delzio
Uitgever: © 1998 HarperCollins, New York
ISBN: 0-06-273457-1
Prijs: $ 15,00


© Dit artikel is gepubliceerd in het themanummer over rassen (december 1999) van LosVast, het contactblad van de Nederlandse Vereniging voor Instructeurs in Hondenopvoeding en -opleiding (O&O)  
Als je hond geen Lassie is...

boekbespreking  door Judith Lissenberg
Betty Fisher en Suzanne Delzio schreven het boek 'So Your Dog's Not Lassie' omdat er nu eenmaal honden zijn die het plezieren van de baas niet als hun levenswerk zien. Sommige hondenrassen zijn lange tijd gefokt op eigenschappen als onafhankelijkheid, dominantie en vasthoudendheid en dat zijn eigenschappen die een jacht- of vechthond prima van pas komen, maar behoorlijk lastig zijn als ze hardnekkig opborrelen in je huishond. 

Betty Fisher is trainer, gehoorzaamheidskeurmeester en gedragstester. Ze heeft het boek opgedragen aan haar negen generaties Engelse Bulldoggen, waarmee ze diverse gehoorzaamheidstitels heeft gewonnen. De Bullen poseren op veel foto's in het boek. Suzanne Delzio is schrijfster en traint haar eigen twee honden in de gehoorzaamheid en behendigheid.

Dialoog

Baas: Je zou dit moeten doen omdat je van me houdt.
Husky (oprecht): Liefde is een gevoel, geen reden om iets te doen.
Baas (een beetje hoogdravend): Het is belangrijk dat je dit doet.
Husky (met grote wijsheid): Mensen hechten belang aan de verkeerde dingen.
Baas (wordt boos): Als je dit niet doet dan zal ik je straffen.
Husky (waardig): Dan heb ik geen andere keus dan me daar bij neer te leggen.
Maar ik kan er wél voor kiezen om je niet te vertrouwen of niet leuk te vinden.
Baas (rustiger, probeert een andere aanpak): Ik kan het leuk voor je maken.
Husky (geïnteresseerd): Hoe leuk?
Baas: Zo leuk dat je zult smeken om meer!
Husky: In dat geval zal ik het proberen. Maar onthoud, ik verveel me snel. Zorg er dus maar voor dat het leuk wordt.

Stel dat de baas geprobeerd zou hebben om zijn Husky aan het rennen te krijgen. De dialoog had er dan heel anders uitgezien.

Baas: Ik wil dat je rent als de wind.
Husky: Ik ben al weg!


Kwaliteiten

Er zijn drie basiskwaliteiten die er voor zorgen dat een hond gemakkelijk te trainen is:

1. Intelligentie
(wat ik definieer als het bewustzijn en de nieuwsgierigheid van en naar zijn wereld)
2. Bereidheid
(het verlangen van de hond om sociaal met anderen om te gaan)
3. Vertrouwen
(fysiek, emotioneel en intellectueel).

Er zijn drie andere kwaliteiten die invloed op het trainen hebben:

1. Gevoel voor humor
(wat de hond geweldig grappig vind is niet altijd dat wat de mens aan de andere kant van de riem aan het lachen krijgt)
2. De vervelingsdrempel
(vaak veel lager dan mensen denken)
3. Gedragskenmerken waar selectief op gefokt is
(die niet altijd overeenstemmen met de gedragskenmerken van mensen en onze trainingsdoelen zoals een Bloedhond in de gehoorzaamheidsring)


© Copyright 1996 Suzanne Clothier, Flying Dog Press